Universeel subjectivisme als model voor de omgang met andere dieren

Universeel subjectivisme als model voor de omgang met andere dieren

De Nederlandse Vereniging voor Veganisme hanteert een definitie van veganisme, gebaseerd op de Engelstalige definitie van de Vegan Society: “Veganisme is een levensstijl waarbij – voor zover mogelijk en praktisch haalbaar – wordt afgezien van alle vormen van exploitatie van, en wreedheid naar, dieren voor eten, kleding of andere doeleinden” (NVV, 2018a). Als reden voor die levensstijl noemt de NVV: “Vegans willen niet meer bijdragen aan de exploitatie en het doden van dieren. Daarnaast is veganisme beter voor onze medemens, natuur & milieu en is een uitgebalanceerd plantaardig voedingspatroon gezond” (NVV, 2018b).

Dat zorgt voor enige onduidelijkheid. Aangezien de mens een dier is richt deze definitie zich ook op mensen. Wie kleding uit China koopt (en niet weet uit welke fabriek het afkomstig is), wie niet-fairtrade producten koopt, wie de sharia tolereert, is dus volgens de NVV geen veganist. Wellicht doelt de NVV alleen op niet-menselijke dieren, maar zelfs dan is de definitie niet eenduidig.

Uit het woord ‘daarnaast’ blijkt dat het primair om het ‘niet meer bijdragen aan de exploitatie en het doden van dieren’ gaat. Voorzichtig kan dat worden vertaald naar het voorkomen van dierenleed. Hoewel het niet expliciet wordt genoemd is het denkbaar dat het voor de NVV ook gaat om het beschermen of het verbeteren van dierenwelzijn, maar is dat zo? Andere vragen die rijzen zijn de volgende: wat is de afbakening van ‘voor zover mogelijk en praktisch haalbaar’ binnen de definitie van veganisme? Wat zijn de grenzen van exploitatie en wreedheid?

Onder veganisten bestaat, zoals de afgelopen maanden ook is gebleken uit de vele discussies binnen De Vegansoof, geen consensus over de reikwijdte van de(ze) definitie van veganisme. Een kleine groep is primair veganist omwille van de eigen gezondheid of het milieu (a). Een aanzienlijke groep doet biocentrische uitspraken (b). Maar voor de grootste groep lijkt het te gaan om het welzijn van de meeste of alle dieren, aan de hand van het lijdenaxioma (c). Dit artikel legt uit waarom deze laatste benadering de meest houdbare positie is, met het universeel subjectivisme als nuttig model om een handelingskader met niet-mensen te creëren.

Eigen gezondheid en milieu (a)

Omwille van de omvang van dit essay zal ik slechts zeer beperkt ingaan op de eigen gezondheid en het milieu. Een veganistische levensstijl is beter voor het milieu dan een levensstijl waarbij dierlijke producten worden gebruikt (zie bijvoorbeeld Bridgeman, 2018). Bossen worden op enorme schaal gekapt om voeding voor het vee te kunnen produceren. En het mestoverschot zorgt voor enorme milieuschade. Over de Nederlandse situatie stelt Bridgeman: “In totaal stoot de veehouderij 40% meer broeikasgassen uit dan al het verkeer samen” (p.108).

Dinu et al. (2017) verrichtten naar eigen zeggen de eerste systematische review met een meta-analyse van (meer dan 100) studies naar de gezondheidseffecten van een vegetarisch en plantaardig dieet. De onderzoekers stellen dat: “vegetarians and vegans show significantly lower levels of the most relevant risk factor for chronic disease such as BMI, lipid variables and fasting glucose, when compared to nonvegetarians and nonvegans” (p.3643), hoewel ze waarschuwen voor biases en potentiële spurieuze verbanden in de meeste geanalyseerde studies. Zo zouden vegetariërs en vegans bijvoorbeeld gemiddeld genomen minder (niet persé te weinig) energie binnen krijgen dan carnisten. Zie het betreffende artikel voor meer voorbeelden. De auteurs concluderen voorzichtig positief: “Vegan diet seems to be associated with a lower rate of cancer incidence, but this result must be interpreted with caution” (p.3648).
Hoewel een veganistische levensstijl goed lijkt te zijn voor het milieu en voor de eigen gezondheid zouden dit niet dé redenen voor het aanhangen van deze levensstijl moeten zijn, maar gunstige bijeffecten. Het voornaamste probleem gaat immers over de wijze waarop we met andere dieren omgaan.

Biocentrisme (b)

Ik hoor veel veganisten uitspraken doen die biocentrisch zijn (zie bijvoorbeeld Van den Berg, 2013, p.19-20 & 291): al wat leeft dient zoveel mogelijk met rust gelaten te worden omdat ‘leven’ de grootste waarde op aarde is. De eerste vraag die daarbij beantwoord dient te worden is de vraag wie of wat er leeft. Binnen welke discipline hoort een definitie van de term ‘leven’ te worden gegeven? Binnen de filosofie of binnen de biologie? Volgens Forterre is dit geen wetenschappelijk maar een filosofisch vraagstuk. Leven is volgens hem, wat eenvoudig gesteld, de wijze waarop levende organismen bestaan (Forterre, 2010, p.157). Een levend organisme definieert hij als “a collection of integrated organs (molecular machines/structures) producing individuals evolving through natural selection” (p.158). Een groot aantal auteurs geeft echter zeer verschillende en conflicterende definities van ‘leven’ (of organismen), waardoor er geen wetenschappelijke consensus is over wat leven behelst. Doorgaans lijken voortplanting, stofwisseling en evolutie een belangrijke rol te spelen (Gayon, 2010; Bich & Green, 2017).

Er lijkt wél overeenstemming te zijn dat dieren én planten leven (de discussie lijkt vooral te gaan om specifieke potentiële levensvormen zoals virussen). Indien je vanuit het biocentrisme naar niet-mensen kijkt, dan probeer je ‘leven’ zoveel mogelijk te respecteren door te laten zijn. Het gevolg dient dan te zijn dat je geen dieren óf planten eet en je gebruikt ook geen dierlijke of plantaardige producten: je bent fruitariër. De plantetende biocentrist is inconsistent en hypocriet.

Lijdenaxioma (c)

Dit axioma bouwt voort op sentiëntisme, waarbij het gaat om het kunnen ervaren van leed of het tegenovergestelde: geluk (Singer, 1975, p.9). Het lijdenaxioma richt zich op fysiek leed (bijvoorbeeld pijn of andere lichamelijke ongemakken), maar ook op mentaal leed (angst, stress, verdriet of wellicht boosheid). Indien je op basis van dit axioma de natuur benadert, dan probeer je zo weinig mogelijk lijden te veroorzaken en zoveel mogelijk ruimte te bieden om geluk te laten plaatsvinden. Bij de vraag over hoe ver onze morele cirkel moet reiken gaat het om de vraag “Can they suffer?” (Bentham, 1789, p.311 als onderdeel van voetnoot 1). Oftewel, welke levens kunnen lijden? Op dit moment lijkt er wetenschappelijke consensus te zijn dat planten niet kunnen lijden. Een centraal zenuwstelsel lijkt een cruciale voorwaarde te zijn om te kunnen lijden of om geluk te kunnen ervaren. Bepaalde dieren, zoals mensen, koeien, varkens, kippen, honden, katten en muizen hebben een centraal zenuwstelsel. Insecten hebben dat niet. Degene die het lijdenaxioma hanteert moet accepteren dat zijn morele cirkel (voorlopig) in beweging blijft. Wellicht ontdekt de wetenschap ooit dat alle dieren, of zelfs planten kunnen lijden. Indien dat laatste gebeurt zal hij fruitariër moeten worden (Van den Berg, 2013, p.19, 92-93, 296-297).

Morele voorkeur

Welke van deze benaderingen verdient moreel gezien de voorkeur? Of tot hoe ver reiken onze plichten? We lijken geen allesomvattend antwoord te kunnen vinden in de natuur, omdat wij wellicht de eerste soort zijn die zowel kan leven van planten als van dierlijke producten én die nadenkt over de moraliteit van zijn voeding. Directe antwoorden gaan we ook niet vinden in onze meest primitieve samenlevingen, omdat we daarin geen plichten lijken te kennen jegens niet-groepsgenoten. In een stateloze wereld met zeer kleine samenlevingen, zoals in de oertijd, kun je een vreemde doden zonder dat dit voor jou gevolgen heeft (Collard, 2018). Er bestaat geen ‘natuurrecht’ of ‘heilige wet’. De moraal wordt bepaald door de samenleving en is aan tijd en plaats gebonden. Door globalisering en technologische ontwikkelingen dient ‘samenleving’ in de meest brede zin van het woord te worden gezien. We zijn immers ook wereldburgers. Een handeling in Nederland kan gevolgen hebben voor individuen in Costa Rica.

Die kennis levert ons het inzicht op dat we slechts van moraal kunnen spreken als wij vinden dat de wereld er ‘beter’ van wordt. Of de wereld er beter van wordt is afhankelijk van perceptie, maar hangt ongetwijfeld samen met welzijn; met een continuüm van een leven vol leed tot een leven vol geluk, waarbij meer naar dat laatste wordt bewogen. Het respecteren van alle vormen van leven, ook als die levensvormen geen ‘bewustzijn’ (een complex begrip; zie bijvoorbeeld De Waal, 2016, p.74, 213-214 & 242-243) hebben en niet sentiënt zijn, is amoreel. Leven creëert niet altijd een morele verplichting van anderen jegens haarzelf. Je kunt je afvragen wat de waarde van leven op zichzelf is als je geen geluk en leed kunt ervaren. Het slechts ‘zijn’ zonder het kunnen ervaren van plezier, genot, verdriet of pijn is nietszeggend. Het is leeg leven. Had Descartes (1637) niet andere dieren, maar planten met automaten of machines vergeleken (p.78), dan werden zijn teksten met onze huidige kennis in 2018 heel anders beschouwd. Resumerend biedt de leegte van slechts bestaan geen voldoende antwoord op de vraag hoe we met niet-mensen zouden moeten (normatief) omgaan, omdat niets overtuigend aantoont waarom we het biocentrisme moeten aanhangen. Elke handeling die leed vermindert en/of welzijn vergroot, zonder dat daar meer leed of minder welzijn aan gepaard gaat, heeft daarentegen een direct positief effect op het ‘beter’ worden van de wereld. Daarom dient het lijdenaxioma centraal te staan.

Universeel subjectivisme

Van den Berg (2013) stelt over immoreel handelen dat het gaat om: datgene wat je niet wil dat een ander jou aandoet (p.93). Je wil niet lijden en je wil de ruimte hebben om geluk na te streven. Je zou dat moraliteitsbegrip kunnen vertalen naar het streven naar minder leed en meer geluk. Van den Berg (2018) stelt overigens zelf terecht: “The amelioration and avoidance of suffering has priority over the stimulation of happiness: first, no harm; then striving for pleasure and happiness” (p.81-82). Voor een moreel juiste wijze van omgang met andere dieren moeten we dus primair zoeken naar een handvat dat helpt om leed zoveel mogelijk te beperken. Daarna kan aan het uitbreiden van geluk worden gewerkt. Maar hoe vinden we een manier om leed zoveel mogelijk te beperken? Van den Berg (2009) biedt als leidraad het universeel subjectivisme.

Bij dit model gaat het er grofweg om dat je je – als gedachtenexperiment – voorstelt dat je alle samenlevingen in de wereld kunt inrichten. Je kunt bepalen hoe hoog het eigen risico van de zorgverzekering wordt, hoe de nieuwe CAO voor het onderwijs eruit komt te zien, hoe de islam met homoseksuelen omgaat en wat de regels omtrent het houden van vee zijn. Alles is mogelijk. Er is slechts één voorwaarde: nadat je alle parameters van je ideale samenleving hebt bepaald, staat vast dat je daar zelf in geboren wordt. Je weet echter niet van tevoren in welke positie. Word je een heel gezond mens, een docent op een basisschool, een homoseksuele man in Iran of een mannelijke kip (een kuikentje) in een legfabriek?

Wellicht reageert de criticus, net als Thomas Nagel, nu al dat wij nooit kunnen weten hoe het is om een vleermuis (of een kuikentje) te zijn. Dat klopt. Echter, hoewel we niet precies kunnen weten hoe het is om een andere soort te zijn kunnen we “altijd proberen uit onze beperkte Umwelt te stappen en onze verbeeldingskracht op hun Umwelt los te laten” (De Waal, 2016, p.17).

Wat belangrijk is, is dat het universeel subjectivisme niet streeft naar gelijkheid of naar de situatie waarin elk individu 9 uit 10 punten scoort op een geluksmeter. Het gaat om het verbeteren van de slechtst mogelijke posities. “Er is een minimum waarover voor iedereen consensus moet bestaan, zoals dat je van jezelf niet kunt willen dat je gemarteld wordt. Behalve die minimale consensus is er vrijheid en diversiteit” (Van den Berg, 2009, p.20). Wellicht dat fundamentalistische moslims stellen dat die minimale consensus onzin is, omdat homoseksuelen ‘fouten van de mensheid’ zijn (voor wie dit relativeert: zie bijvoorbeeld de aanmoediging voor homoseksuelen om zich aan te melden voor een gratis vliegles in Raqqa, omdat het een “verwerpelijke, abnormale, perverse en ziekelijke afwijking” is (Gerechtshof Den Haag, 2017)). Waar het Van den Berg echter om lijkt te gaan is een a priori keuze, dus een keuze die je zou maken voordat je moslim wordt. Voordat je geboren wordt ben je nog geen aanhanger van de islam. Je weet niet eens wat dat inhoudt. Als nou blijkt dat je homoseksueel bent, hoe zou je dan (minimaal!) willen leven?

Laat me nog een voorbeeld schetsen. Beeld je in dat je geboren wordt als koe. Zou je dan willen leven in gevangenschap? In een stal? Zou je kunstmatig geïnsemineerd (of noem het verkracht) willen worden? Zou je willen dat je kalf direct na de geboorte bij je wordt weggehaald? En dat je vervolgens letterlijk uitgemolken wordt omdat mensen zo graag de melk van je kalf drinken? Dat je daar zo zwak van wordt dat je niet meer in staat bent om melk te geven? En dat je vervolgens als dank wordt geslacht (misschien zelfs onverdoofd of foutief-verdoofd)? Over hoe de koe zo gelukkig mogelijk wordt valt te discussiëren, maar de hierboven gestelde vragen gaan over de minimale consensus. Stel jezelf deze vragen, denk erover na en verander de parameters van de minimale eisen aan je ideale samenleving.

Overdenkingen

De huidige, meest gebruikte, definitie van veganisme biedt erg veel ruimte voor discussie. De reikwijdte is zeer groot. We hebben er baat bij als veganisten de kern van hun levensstijl eendrachtig uitdragen. Gunstige effecten voor de gezondheid of milieu zijn mooi meegenomen, maar zouden geen rol moeten spelen bij de overtuiging om een veganistische levensstijl te hanteren. Zoals uitgelegd is biocentrisme een ridicule benadering. Het lijdenaxioma sluit wel aan bij ons moraliteitsbegrip. Toepassing daarvan houdt in dat we onze morele cirkel (nog) niet vergroten tot planten. Als ooit zou blijken dat planten leed en geluk kunnen ervaren vormt dat geen overwinning voor de biocentristen; dan dient hij die het lijdenaxioma hanteert consequent te zijn en fruitariër te worden. Het universeel subjectivisme bouwt voort op het lijdenaxioma. Het model biedt handvaten om te bepalen hoe we onze samenleving dienen in te richten. Het spoort blinde vlekken op en zorgt voor een verbetering van de slechtste posities tot een minimaal acceptatieniveau. Wat dat concreet betekent? Een betere wereld met weinig leed.

Bart Collard


Literatuur
Bentham, J. (1789). An Introduction to the Principles of Morals and Legislation. Herpublicatie (2007). Dover Publications: Mineola.
Berg, Van den, F. (2009). Filosofie voor een betere wereld. Houtekiet: Antwerpen.
Berg, Van den, F. (2013). De vrolijke veganist. Ethiek in een veranderende wereld. Houtekiet: Antwerpen.
Berg, Van den, F. (2018). Victims as the central focus of ethics: the priority of ameliorating suffering over maximizing happiness. Think, 49(17), 81-85, doi:10.1017/S147717561800012X.
Bich, L. & Green, S. (2017). Is defining life pointless? Operational definitions at the frontiers of Biology. Synthese, 1-28. DOI: 10.1007/s11229-017-1397-9.
Bridgeman, R. (2018). Stoppen met Vlees. Een eerlijk verhaal over de productie en consumptie van vlees. Nieuw Amsterdam: Amsterdam.
Collard, B.J. (2018). Over verplichtingen en moraal. Gepubliceerd op De Vegansoof op 6 juli 2018, geraadpleegd via http://devegansoof.nl/2018/07/06/over-verplichtingen-en-moraal/
Descartes, R. (1637). Over de methode. Vertaling door Th. Verbeek in 1977. Zesde druk uit 2002. Boom: Amsterdam.
Dinu, M., Abbate, R., Gensini, G.F., Casini, A. & Sofi, F. (2017). Vegetarian, vegan diets and multiple health outcomes: A systematic review with meta- analysis of observational studies. Critical Reviews in Food Science and Nutricion, 57(17), 3640-3649.
Forterre, P. (2010). Defining Life: The Virus Viewpoint. Origins of Life, 40, 151-160, DOI: 10.1007/s11084-010-9194-1.
Gayon, J. (2010). Defining Life: Synthesis and Conclusions. Origins of Life, 40, 231-244, DOI 10.1007/s11084-010-9204-3.
Singer, P. (1975). Animal Liberation. The 2002 Edition. HarperCollins: New York.
Waal de, F.B.M. (2016). Zijn we slim genoeg om te weten hoe slim dieren zijn? Vertaling door J.P. van der Sterre & R. Ghoos. Atlas Contact: Amsterdam.

Overig
Gerechtshof Den Haag (2017). ECLI:NL:GHDHA:2017:1224 (Uitspraak tegen Shabir Burhani op 2 mei 2017). In navolging op de uitspraak van de Rechtbank Den Haag in ECLI:NL:RBDHA:2016:12789.
NVV (2018a). Wat is veganisme? Publicatiedatum onbekend. Geraadpleegd via https://www.veganisme.org/veganisme/wat-is-veganisme/
NVV (2018b). Waarom veganisme? Publicatiedatum onbekend. Geraadpleegd via https://www.veganisme.org/veganisme/waarom/

Photo by Patryk Grądys on Unsplash



Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *