Willem Vermaat: Gecancelled door Vegan Magazine. Het hele verhaal

Willem Vermaat: Gecancelled door Vegan Magazine. Het hele verhaal

Naar aanleiding van het laatste artikel van Willem Vermaat, en de reactie daarop van de NVV, ontstond er ophef op social media. De NVV heeft de zienswijze van Vermaat publiekelijk ontkracht, maar publiceert geen alternatieve kijk op de gebeurtenissen. In persoonlijke e-mails aan mensen die de NVV e-mailen geeft de NVV wel haar kant van het verhaal, waarin Vermaat zeer negatief wordt afgebeeld. Daarom doet Vermaat nu zijn hele verhaal op De Vegansoof.

Afgelopen woensdag publiceerde ik op De Vegansoof mijn beschouwing over mijn gedwongen vertrek bij Vegan Magazine. De Nederlandse Vereniging voor Veganisme (NVV), de organisatie die Vegan Magazine uitgeeft, heeft publiekelijk gereageerd op sociale media:

“We betreuren dat de schrijver de suggestie wekt dat zijn mening en één van zijn publicaties op eigen titel leidend zouden zijn geweest om de samenwerking te stoppen. Dat is niet het geval. Bij vragen kan contact opgenomen worden met onze redactie.”

Publiekelijk valt de NVV mij dus af, zonder aan te geven wat er precies niet zou kloppen aan mijn lezing van de feiten en hoe de vork volgens haar dan wel in de steel zit. In privécommunicatie naar mensen die contact opnemen, kan de hoofdredactie vervolgens alle vrijheid nemen om mij af te schilderen als de grote boeman.

Inmiddels blijkt dat de hoofdredactie dat ook doet. Op mijn Facebook-tijdlijn heeft iemand het antwoord gepost dat de redactie gaf op de e-mail van deze persoon die om opheldering over de kwestie vroeg. Overigens, anderen geven aan dezelfde e-mail te hebben gehad. Het is dus een standaard e-mail. Als de redactie nou een standaard e-mail had gestuurd aan mensen die klagen over een stuk van mij op De Vegansoof in plaats van met deze klagers in zee te gaan, was er nooit een probleem geweest. De redactie had gewoon kunnen schrijven dat ze niks met mijn andere publicaties te maken hebben. Natuurlijk is er ergens een grens (stel dat ik op zou roepen tot het eten van dieren) maar ik deed niets wat niet in lijn met de kaders van NVV-vrijwilligers is.

Enfin, in hun e-mail zet de redactie mij neer als een onmens met wie niet samen te werken is. Ik zou onvriendelijk en onbeschoft zijn in mijn communicatie. Ik zou een algeheel negatieve houding hebben tegenover de hoofdredactie. Ik zou werkprotocollen weigeren te volgen. Dat zou al een half jaar aan de gang zijn. De redactie schrijft dat “Willem blijft tarten”. Het doet mij pijn dat te lezen.

Ik wil mij niet tot hetzelfde niveau verlagen en anderen als compleet ondeugdzame mensen afschilderen. Ik wil de feiten open en bloot op tafel leggen.

De redactie en ik hebben enkele keren een meningsverschil gehad en daar goed over gepraat. Daarnaast hebben we veel gezelligheid gekend. Nooit heb ik een signaal gekregen van de redactie dat mijn houding problematisch voor ze was. Nooit heb ik een bericht gehad dat zaken als mijn manier van communiceren de hoofdredactie dwars zat. Nooit heb ik te horen gekregen dat ik de werkprotocollen niet volgde. Kortom: meningsverschillen waren er soms, maar daar gingen we op een gezonde manier mee om. Een expliciet bericht met een strekking “joh, dit vinden we niet prettig in de samenwerking met jou: kunnen we daarover praten?” heb ik niet gehad. Evenmin heb ik een waarschuwing of ander signaal ontvangen dat mij het idee zou kunnen geven dat ik uit het Vegan Magazine-team gezet zou kunnen worden.

Vervolgens komt mijn tekst over de Shoah-vergelijking op De Vegansoof en benadert de hoofdredactie mij op een manier alsof ik hen verantwoording schuldig ben. We hebben daarover een meningsverschil, maar er is absoluut geen sprake van onwil om een goed gesprek met elkaar aan te gaan. Integendeel, we voeren dat gesprek en sluiten dat positief af: eind goed, al goed.

Twee weken later krijg ik als uit het niets het bericht dat de hoofdredactie besloten heeft met mijn column te stoppen. Daarvoor geeft ze twee redenen: een verschil in visie en dat ze teveel tijd kwijt is aan mij. Het zijn argumenten die nieuw zijn. Nooit eerder heeft de hoofdredactie aan mij laten weten met welke visie ik rekening dien te houden. Ook het tweede argument komt pas naar voren bij mijn publicatie over de Shoah-vergelijking. Behalve dat ik er geen rekening mee heb kunnen houden, is het een bizarre verdraaiing van de feiten: de redactie kiest er zelf voor om zich te bemoeien met een publicatie van mij op een ander platform en vraagt juist tijd van mij. Ik vind het treurig: blijkbaar heb ik enige vrijheid, maar als mijn schrijven gedoe oplevert, aangezwengeld door mensen die het niet met mij eens zijn, kost dat teveel tijd en dan gunt Vegan Magazine mij die vrijheid niet meer.

Dit is geen eerlijke gang van zaken. Ik heb daarom de redactie gevraagd of ze er akkoord mee gaan de onderlinge correspondentie tussen mij en de redactie te openbaren. Dan kan iedereen met eigen ogen lezen wat er gebeurd is en zelf een oordeel vormen. Tot op heden heb ik geen reactie ontvangen op dat verzoek. Aangezien de redactie wel haar visie deelt in persoonlijke e-mails aan mensen die contact met haar opnemen, zal ik hier het hele verhaal vertellen vanuit mijn kant. Ik roep de hoofdredactie van Vegan Magazine nogmaals, maar nu publiekelijk, op om akkoord te gaan met het openbaren van onze correspondentie, opdat eenieder zelf kan beoordelen welke lezing van de feiten het dichtst bij de waarheid ligt.

Historie tot januari 2021: soms een meningsverschil, maar een prettige samenwerking

In januari 2018 lever ik mijn eerste column voor Vegan Magazine aan. Het is augustus 2020 als de hoofdredactie van Vegan Magazine (die sinds 2018 wel veranderd is in samenstelling) en ik voor het eerst een meningsverschil hebben. Dat ontstaat, omdat ik opkom voor een andere auteur. Tot die tijd is er geen vuiltje aan de lucht. De redactie waardeert mijn columns en we hebben gezellige bijeenkomsten met degenen die bijdragen aan Vegan Magazine. In maart 2020, vlak voor de intelligente lockdown, nodig ik hoofdredacteur Marit van Dijk en haar partner Tim Crutzen, die mijn redacteur is, uit voor de tentoonstelling Animalia tijdens Museumnacht 010 in Rotterdam. Ik geef een lezing op dat evenement en kan zodoende gratis een aantal mensen op de gastenlijst zetten. Omdat Marit zich met kunst en musea bezighoudt, lijkt het mij iets voor haar en dat blijkt geen gekke gedachte. Met veel plezier nemen zij en Tim de uitnodiging aan.

De verstandhouding tussen mij en de redactie is dus goed, zowel op professioneel als op persoonlijk vlak. We hebben het vaker samen gezellig gehad bij diverse gelegenheden. We hebben eerder een klein verschil van inzicht gehad, maar dat mag in de verste verte niet de naam van een conflict hebben. Het ging over het besluit van de hoofdredactie om over te gaan op werken via Slack, een digitaal platform waarin je met groepen gesprekken kunt voeren en bestanden kunt delen. Ik gaf daarop aan dat ik graag mijn columns via e-mail blijf insturen, omdat ik de toestromen aan informatie in het digitale tijdperk wil beperken. Noem mij gerust ouderwets, maar ik zit niet te wachten op het bijhouden van meer kanalen dan ik al doe, simpelweg omdat het mij stress oplevert en zodoende een negatieve invloed op mijn dagelijks geluk heeft. Dat is de reden dat ik geen smartphone heb en mijn sociale media niet constant bijhoud (inmiddels heb ik een oude smartphone van iemand overgenomen, omdat mijn telefoon stuk is gegaan, maar ik gebruik die praktisch nog steeds als ‘dumbphone’ dus zonder allerlei apps). Marit helpt mij met het instellen van notificaties: als er iets belangrijks voor mij op Slack komt, krijg ik een melding in mijn e-mail. Het is voor mij nog steeds omslachtig om te werken via Slack, maar ik pas mij aan en waardeer uiteraard de hulp van Marit. Er was dus zeker geen conflict, maar ik noem deze kwestie, omdat ik probeer elk detail te kunnen noemen waar de redactie over zou kunnen vallen met betrekking tot de samenwerking met mij. Zoals je straks zult lezen, beweert de hoofdredactie namelijk dat er ‘steeds weer’ problemen zijn in onze samenwerking, iets waarin ik mij niet herken. Verder, het werken via Slack heeft samen met andere keuzes van de hoofdredactie later bijgedragen aan het ontstaan van een conflict met een andere auteur. Ik schets om die reden de werkomgeving die ik verderop in dit artikel waar nodig verder zal toelichten. Daarnaast noem ik dit detail, omdat ik achteraf denk dat een organisatie die zo prat gaat op de eigen principes van inclusiviteit meer rekening kan houden met mensen die moeite hebben met werken via moderne digitale omgevingen. Let wel, zelf wil ik hier geen heikel punt van maken, want als ik met mensen samenwerk, vind ik het logisch dat ook ik meebeweeg. Tot slot: dit is dus het enige ‘verschil van inzicht’ dat tot dan toe is voorgevallen en er is absoluut geen geschil. Er is werkelijk geen vuiltje aan de lucht.

Dat wil zeggen: tot augustus 2020. De hoofdredactie deelt dan de eerste proefdruk voor het herfstnummer met iedereen in Slack. Anders dan voor het Slack-tijdperk, kan iedereen die aan Vegan Magazine bijdraagt commentaar geven op de gehele proefdruk in een pdf-versie. Er ontstaat een discussie over de boekbespreking van Titus Rivas. Titus schrijft al jaren boekbesprekingen voor het blad en dit keer gaat zijn recensie over het boek Veganism of Color: Decentering Whiteness in Human and Nonhuman Liberation (2019). Zijn bijdrage (door Titus zelf later online gepubliceerd) was door de redactie goedgekeurd, anders komt het stuk niet in de proefdruk terecht: die is bedoeld om kleine foutjes, zoals taalfouten en een ongewenste opmaak, te verbeteren.

De discussie begint met een opmerking over de inhoud van de recensie door iemand die zelf slechts enkele bijdragen aan Vegan Magazine heeft geleverd. Ik zal namen en rugnummers achterwege laten wanneer het niet nodig is deze te noemen; mensen uit de hoofdredactie en anderen die vanuit hun positie een bepaalde macht hebben, zal ik wel noemen. Enfin, Titus was kritisch op bepaalde claims die auteurs in het boek maken en deze persoon (degene die de eerste opmerking maakte dus) was het niet met die kritiek eens. In de discussie die ontstond, mengde ook voorzitter van de NVV, Emile Dingemans, zich. Het bestuur van de vereniging heeft ook toegang tot de proefdruk. Hij sloot zich aan bij de opmerking die de eerder genoemde persoon maakte en maakte zo expliciet zijn bezwaar tegen de recensie kenbaar.

Ik las de discussie en besloot hoofdredacteur Marit een bericht te sturen. Niet over de inhoud van de discussie, maar over de manier waarop de discussie gevoerd werd. Het is niet professioneel om een proefdruk van het volledige blad voor te leggen aan iedereen die ook maar iets aan het blad bijdraagt – al helemaal niet als daar mensen bij zitten die slechts af en toe zijdelings bij het blad betrokken zijn. Voor het redactiewerk heb je een redactie. Een redactie heeft de verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat iedereen die een bijdrage levert zich in zijn of haar eigen werk herkent, zoals het uiteindelijk gepubliceerd wordt. Daarvoor hoef je niet de gehele proefdruk aan iedereen voor te leggen. Ik kreeg een reactie terug: Vegan Magazine stapt niet van het systeem af, omdat het waardevol is om iedereen kleine foutjes te laten ontdekken.

Aan de inhoudelijke commentaren van Emile Dingemans en zijn medestander werd meer gehoor gegeven. Wat er precies gebeurd is, kan ik niet aangeven, omdat ik niet overal bij ben geweest. Vreesde de hoofdredactie dat het artikel bij sommige mensen slecht zou vallen? Was het de lange arm van Emile? In ieder geval besloot de hoofdredactie dat Titus zijn boekrecensie op cruciale inhoudelijke elementen moest aanpassen. Dat ging zo ver dat Titus zich in het geheel niet meer in zijn eigen recensie kon herkennen. Daarop besloot hij zijn recensie in te trekken.

Ik ben boos geworden op die gang van zaken. De hoofdredactie liet naar aanleiding van een paar commentaren Titus, jarenlang vrijwilliger, als een blok vallen. Ik heb met Titus contact gezocht en mijn steun voor hem uitgesproken. Ik heb hem gezegd dat ik mijn ongenoegen bij de hoofdredactie kenbaar zal maken en hem gevraagd wat hij vindt van het idee dat als de hoofdredactie onvermurwbaar blijkt, dat ik dan solidair met hem ben en ook opstap. Titus zei dat ik gewoon moest blijven.

Ik zocht opnieuw contact met de hoofdredactie, die inmiddels in dezelfde maand tweekoppig was geworden: Marit kreeg vanaf nu ondersteuning van Marianne van Diepen. Marit en Marianne besloten een vergadering te beleggen waarin we de kwestie konden bespreken. Voor dat besluit heb ik ze gecomplimenteerd. Ik sprak ook mijn waardering uit voor hoe Marit aan mij terugkoppeling gaf op mijn schrijven. De vergadering was in coronatijd, maar tussen de eerste twee coronagolven in konden we met een clubje in Utrecht bij elkaar komen op anderhalve meter afstand van elkaar. In de vergadering heb ik mijn onvrede kunnen uiten, maar niks aan de zaak kunnen veranderen. De inhoud van de boekrecensie van Titus mocht niet besproken worden, dat was iets ‘tussen Titus en de redactie’. Titus was zelf niet bij deze vergadering aanwezig.

Mijn onvrede over het hele gebeuren werd dus niet weggenomen, maar omdat ik er verder ook niets aan kon veranderen, heb ik het daarna losgelaten. Ik heb mijn visie gegeven, mijn waardering uitgesproken dat ik dat heb kunnen doen en geaccepteerd dat ik niet meer kan doen dan dat. De lucht werd bovendien voor een groot deel geklaard, omdat de redactie en Titus samen in gesprek zijn gegaan. Voor zover ik weet, is er op een nette manier en naar beiden tevredenheid afscheid genomen van elkaar. De redactie heeft Titus excuses aangeboden voor de gang van zaken, maar omdat Titus zijn recensie niet mocht plaatsen (of moest aanpassen naar een recensie waar hij niet achter stond), is hij zelf opgestapt.

Na de vergadering hebben we nog een erg gezellige middag gehad samen, waarbij we eerst nog ergens een drankje deden en daarna nog een hapje zijn gaan eten. Marit, Marianne, ik en andere vrijwilligers hebben samen veel plezier gehad. Ik vind het mooi: je verschilt soms van mening en kan daarover in gesprek en daarna kun je gezellig samen, als één team, op pad. Zo hoort het.

Ik ben op dat moment ruim tweeënhalf jaar columnist. Mijn column voor de herfsteditie was mijn 11e column in totaal en de eerste column waarin ook ik iets wezenlijks moest aanpassen. Mijn column was een pleidooi tegen cultuurrelativisme. Aanleiding voor het schrijven van deze column waren artikelen (waaronder deze en deze) die ik las waarin auteurs betogen dat vlees onderdeel is van bepaalde culturen en dat dat weg willen nemen koloniaal is.

In mijn column wilde ik de absurditeit van dit idee aantonen. Als uitsmijter maakte ik het statement “als de wereld veganistisch willen maken koloniaal is, dan ben ik een kolonialist.” Van de redactie moest ik die zin verwijderen, omdat die onnodig kwetsend zou zijn. Ik vond (en vind) die bemoeienis te ver gaan en ben daarover in gesprek gegaan, omdat ik op z’n minst kenbaar wilde maken hoe ik over de bemoeienis denk, maar heb daarna de betreffende zin uit mijn column verwijderd.

Het gesprek over ons verschil in visie heb ik gevoerd met Tim Crutzen, die zoals gezegd mijn redacteur is. Hij wilde dat ik behalve de betreffende zin, nog een aantal aanpassingen zou doen aan mijn column. Onze communicatie hierover bestaat uit een mailwisseling en een scherp, maar ook plezierig telefoongesprek. Ik geniet van het intellectuele niveau van die conversatie en spreek mijn waardering uit voor de visie van Tim. Hij bekijkt het strategisch en maakt mij duidelijk dat de redactie achter de schrijvers wil blijven staan en daarom vooraf om aanpassing vraagt. Zijn bezwaar is, dat als ik mijn oneliner laat staan, er reacties kunnen komen die het moeilijker maken voor de redactie om achter mij te blijven staan. Ik begrijp zijn punt, maar heb een ander perspectief. Ik vind dat je als columnist scherpe uitsmijters mag opnemen en dat het niet erg is als mensen dat vervelend vinden; je kunt iemand met een ander perspectief een stuk laten schrijven dat haaks staat op mijn stuk en dan kunnen lezers zelf de argumenten afwegen. Om tot de kern te komen: Tim bekijkt het strategisch en is bang voor afbreukrisico’s, ik bekijk het idealistisch vanuit mijn geloof in het open debat. Ik vind beide perspectieven waardevol en we hebben er een mooi gesprek over, waarin we daarnaast ook gezellig grapjes maken.

Al met al merk ik tot deze tijd uit niks dat er iets mis zou zijn met mijn verstandshouding met de redactie. Meningsverschillen zijn er af en toe en daar heb je zoals dat hoort goede gesprekken over.

Als de herfsteditie bij veganisten in het hele land op de deurmat ligt, prijkt op de eerste pagina na de omslag een tekst van de hoofdredactie. De redactie spreekt de lezer direct aan. Met het blad wil zij ‘een veelvoud aan stemmen’ laten terugkomen:

“Iedereen is welkom om hieraan bij te dragen. Herken jij niet genoeg van jezelf in dit blad en wil je daar iets aan doen? Dan horen wij graag van je!”

Ik kan mij niet herinneren ooit een hoger niveau van ironie te hebben meegemaakt. Of een auteur (Titus) zich in zijn eigen teksten herkent, is voor de redactie niet eens een prioriteit. De redactie moet een nogal nauwe definitie van ‘iedereen’ hanteren.

Een kwartaal later, in december 2020, komt de wintereditie uit met zoals gewoonlijk een column van mij. Zoals de afgelopen tweeënhalf jaar de norm was, is er geen gedoe. Het enige wat er dus wat mijn columns betreft is voorgevallen, is een meningsverschil over een zin in één van mijn columns (zoals ik eerder beschreef: “Als de wereld veganistisch willen maken koloniaal is, dan ben ik een kolonialist”). Hoe kan de redactie dan nu (februari 2021) beweren dat er een half jaar lang mot is?

In december krijg ik een kaartje in de brievenbus van Marit en Marianne. Het is een persoonlijk kaartje waarin ze mij bedanken voor mijn bijdrage aan Vegan Magazine het afgelopen jaar. Ik krijg zelfs een cadeaubon. Wat ik bovenal waardeer is dat ze schrijven dat ze mijn loyaliteit, sterke inhoud en kritische blik waarderen en dat ze dat nog lang hopen te blijven doen. Ik stuur ze een enthousiast bericht om blijk te geven van mijn waardering, waarop Marit en Marianne weer reageren dat ze daar vrolijk van worden.

Februari 2021: in de kou gezet

Ik verwacht in 2021 met plezier vier nieuwe columns voor Vegan Magazine af te leveren en prettig samen te werken met de redactie. Ik kom al snel van een koude kermis thuis. Op 31 januari publiceer ik een tekst op De Vegansoof waarin ik stel dat je de vergelijking tussen de dierindustrie en de Shoah prima kunt maken. Een dag later heb ik een bericht van Marit en Marianne. De aanleiding hiervoor geven ze zelf: een aantal mensen klaagt bij Vegan Magazine, omdat ze het zorgwekkend vinden dat iemand die zo’n stuk op De Vegansoof publiceert ook columnist is bij Vegan Magazine.

Je hoeft er geen geleerde voor te zijn om te begrijpen wat hier gebeurd is. Op sociale media hebben mensen die heel erg ‘woke’ zijn elkaar opgestookt om Vegan Magazine te bestoken met verontrustende e-mails. Zouden zij werkelijk gekwetst zijn door mijn artikel? Zouden zij er pijn door ervaren? Niet dat het uitmaakt, want als ze daadwerkelijk gekwetst zijn, maakt dat hun mening niet meer of minder juist, maar ik betwijfel het. Het is hun strategie om niet inhoudelijk in gesprek te gaan over stellingen zoals die in mijn artikel, maar om degenen die een visie uiten waar ze het niet mee eens zijn, proberen te cancellen.

Dat mensen dat proberen is treurig, maar tot daaraan toe. Dat mensen in een discussie niet verder komen dan mij uitmaken voor van alles en nog wat, interesseert mij al helemaal niet. Ik kan daar alleen maar om lachen en vind het veelzeggend als dat het beste is wat mensen te bieden hebben. Voor inhoudelijke reacties blijf ik openstaan.

Wat ik daarom wel kwalijk vind, is dat de hoofdredactie van Vegan Magazine naar aanleiding van de klachten mij ter verantwoording roept. Dat gebeurt op een manier die mij bijna van mijn stoel doet vallen. De hele teneur van het bericht van Marit en Marianne is dat ik een wel erg stout kind ben geweest. Alsof ik willens en wetens afspraken heb geschonden. Het zou niet fair zijn dat zij met de ‘backlash’ ‘dealen’ naar aanleiding van mijn artikel. Laat ik het daar nou helemaal mee eens zijn, maar waarom leggen ze de verantwoording daarvoor bij mij? Moet ik verantwoording afleggen over het feit dat mensen zich beklagen bij Vegan Magazine voor een artikel dat ik schrijf voor De Vegansoof? En hoe zou ik überhaupt kunnen bedenken dat mensen daarover gaan klagen bij Vegan Magazine? Al kan ik achteraf wat betreft sommige mensen, die heel erg woke zijn, er de klok op gelijk zetten.

Marit en Marianne schrijven dat ze het niet eens hoeven te zijn met alle meningen in Vegan Magazine, maar dat het binnen de perken moet blijven. Kennelijk is mijn tekst niet binnen de perken, maar wederom: dit gaat over een tekst van mij op een ander platform. Menen zij ook de grenzen te mogen bepalen van wat ik op andere podia uit? Waarom zouden zij daar verantwoording voor af moeten leggen? En dan te bedenken dat ze mij dat één dag na publicatie van mijn tekst op De Vegansoof schrijven! Hoe diep hebben Marit en Marianne erover nagedacht hoe ze met dit gedoe om zouden gaan?

Wat de hoofdredactie ook niet bevalt, is dat ik in mijn opiniestuk kritiek heb op een standpunt van de NVV, namelijk dat het problematisch is om de vergelijking tussen dierindustrie en Shoah te maken. Waarom zou dat niet mogen? Het is niet alsof ik de NVV volledig afval. Ik heb één puntje van de NVV-website gehaald om duidelijk te maken waar mijn kritiek zich op richt. Ik besteed er welgeteld één hele zin aan om het betoog ook in de Nederlandse context relevant te maken. In mijn artikel ga ik namelijk uitgebreid in op de concrete statements van een niet-Nederlands persoon en niet-Nederlandse organisatie. Overigens staat op de pagina van de NVV waar ik uit citeer dat de vergelijking niet volledig onbruikbaar is en ook dat het problematische niet slaat op de geldigheid. De NVV geeft in het stuk bovendien richtlijnen, maar neemt geen officieel standpunt in over of de vergelijking moet kunnen. Oftewel, mijn tekst conflicteert niet wezenlijk met de visie van de NVV. Mij lijkt het zinvol om binnen veganistische kringen het gesprek te voeren over kwesties als deze. Als het klopt dat de vergelijking maken niet deugt, kun je mij ook overtuigen.

Het liefst laat ik het daarbij, maar in deze context kan ik niet negeren dat voorzitter Emile Dingemans zich evengoed fel uitspreekt. Hij constateert dat activisten de vergelijking maken en merkt daarover op dat het ‘moet stoppen’. Dat is een mening die evengoed niet direct in lijn is met het standpunt van de NVV. Emile wil dus anderen de vrijheid ontnemen de vergelijking te maken. Wat mij betreft mag hij die mening uiten en kunnen we daar zinnige gesprekken over voeren, want let wel: er is dus geen conflict tussen mijn visie en de visie van de NVV, maar tussen mijn visie en de visie van sommige anderen binnen de NVV.

De dubbele standaard van degenen op sleutelposities binnen de NVV is opvallend: als iemand zich in moet binden met het geven van zijn of haar persoonlijke mening, dat zou dat toch de voorzitter moeten zijn. De voorzitter heeft het meest van iedereen een publieke functie en is degene die de vereniging het meest expliciet vertegenwoordigd. Het is duidelijk dat in plaats daarvan degene die een afwijkende mening heeft van de mensen op sleutelposities, te horen krijgt dat hij een toontje lager moet zingen. Met als reden: je mening is kwetsend. Ik vind de woorden van Emile (‘moet stoppen’) evengoed stuitend, maar dat telt blijkbaar niet mee. Er is in deze kwestie geen helder criterium dat bepaalt wat wel en niet mag. Wat bepalend is, zijn de vermeende gevoelens van bepaalde mensen en de persoonlijke mening van mensen op belangrijke posities binnen de vereniging.

Het grote probleem is dat de hoofdredactie naar de pijpen van de klagers danst. Naar aanleiding van het bericht van Marit en Marianne heb ik een e-mailwisseling met ze en vervolgens een digitaal videogesprek. Steeds komt terug dat ‘ze iets moeten’ met die klachten. Ze menen daarin als hoofdredactie geen keuze te hebben, omdat het nou eenmaal hun taak is. Daar zit precies de crux. Je kunt een klacht over mijn stuk op een ander platform gewoon beantwoorden door te zeggen dat Willem op een ander platform vanzelfsprekend op persoonlijke titel schrijft en niet namens NVV. Kous af.

In plaats daarvan vragen Marit en Marianne mij na het uiten van vermanende woorden om een disclaimer te plaatsen bij mijn artikel op De Vegansoof. Ik vraag om opheldering. Ik geef aan hoe bizar ik het idee vind om op een ander platform een disclaimer te plaatsen dat ik niet namens de NVV spreek, terwijl ik nergens ook maar enigszins die suggestie wek. Tegelijk wil ik er gehoor aan geven. Het interesseert mij niet zoveel, ik wil vooral geen gedoe en gewoon kunnen schrijven. Dat laat ik de redactie weten en ook stuur ik Bart Collard, redacteur van De Vegansoof, een e-mail. Dat doe ik direct nadat ik het bericht van Marit en Marianne heb gelezen. Ik laat hem daarbij weten dat ik ook een gesprek met ze zal voeren om meer duidelijkheid te krijgen over het hoe en waarom van de gevraagde disclaimer. Ik moet lachen om de woorden van Bart: “Hoeveel betaalt Vegan Magazine je dan voor die vier columns per jaar, dat ze je claimen? 2000 euro?”

Bart stelt voor even te wachten en niet direct opvolging te geven aan de oproep tot een disclaimer. Nadat ik met Marit en Marianne gesproken heb, vraag ik Bart opnieuw een disclaimer te plaatsen en geef hem daarbij de uitleg die ik gekregen heb. Het gesprek met Marit en Marianne was overigens procedureel gezien hilarisch: Marit trapte af door te zeggen dat zij zou luisteren naar het gesprek tussen Marianne en mij. Dan zou zij ons samenvatten om te kijken of we elkaar goed begrijpen. Vervolgens begint Marianne haar verhaal en neemt Marit het even later doodleuk over om er allerlei aanvullingen op te doen betreffende wat ik verkeerd doe. Ik vind het grappig, maar ook treurig. hoe ze haar eigen voorstel direct laat varen. Overigens bracht ze het niet als een voorstel, maar als: ‘zo gaan we het doen’. Ze begon met de regels vast te stellen zonder mij daarover ook maar iets te vragen. Zo was het onder andere niet de bedoeling dat we ‘een filosofische discussie’ zouden gaan voeren. Tja, ik zat ook niet te wachten op een lang gesprek, maar wil het toch echt wel hebben over dat ik de vrijheid moet hebben op andere podia te zeggen wat ik denk en dat zij zich daar niet tegenaan horen te bemoeien. Zeker niet op de manier zoals ze mij nu benaderd hebben. Maar daar hadden Marit en Marianne weinig oren naar: het ging erom dat ik ze moest begrijpen.

Ook dat is best grappig. Je weet misschien nooit zeker of je iemand volledig begrijpt, maar het punt is natuurlijk dat ik het niet met ze eens ben en dat is iets anders. Tegelijkertijd voel ik mij niet op mijn gemak om te laten weten wat de manier waarop ze mij benaderen met mij doet. Het lijkt wel alsof Marit en Marianne niet stilstaan bij wat het met mij kan doen. Ze verwijten mij dat ik het artikel op De Vegansoof geschreven heb zonder Vegan Magazine in te lichten, alsof ik willens en wetens kwaad bloed zou willen zetten. Terwijl ik gewoon een reflectie schrijf n.a.v. dingen die ik online lees en andere mensen er juist voor kiezen Vegan Magazine erbij te betrekken om mij in een kwaad daglicht te stellen. Ik geef dat aan, maar voel mij niet gehoord en voel niet de ruimte erop door te gaan. Marit en Marianne gaven aan het logisch te vinden dat mensen zich bij Vegan Magazine beklaagden. Ik had het logisch gevonden als ze excuses hadden gemaakt naar mij, nadat ik had aangegeven dat juist onbegrijpelijk te vinden door te zeggen dat het rauw op mijn dak valt.

Enfin, Bart stuurt mij een e-mail terug en zegt dat het veel logischer is als de redactie van Vegan Magazine zelf contact met De Vegansoof opneemt. Hij wil de uitleg van hen horen. Bart vertelt mij dat hij achter zijn schrijvers wil blijven staan, dat De Vegansoof een platform voor vrije meningsuiting is en dus afstandsverklaringen tot een minimum wil beperken. Wat een verademing, een redactie die mij steunt! Tegelijk wil ik niet in conflict raken en het slachtoffer worden van onenigheid tussen twee redacties. Ik begrijp van Bart dat hij aan Vegan Magazine heeft uitgelegd dat hij geen disclaimer wil plaatsen, omdat hij een betere motivatie wil voor hij daartoe overgaat. Hij heeft die optie voor betere motivering en het delen van een andere zienswijze aan Vegan Magazine geboden, waarop Marianne en Marit zouden hebben gereageerd dat ze zijn argumentatie begrepen en dat ze tevens zijn beslissing respecteerden om de disclaimer niet te plaatsen. In een vervolgmail heeft Bart Vegan Magazine ook nog aangeboden om een tegenartikel in te sturen naar De Vegansoof. Daarop kreeg hij geen reactie.

Helaas blijkt mijn zorg over slachtoffer worden terecht. Twee weken na het videogesprek met Marit en Marianne ontvang ik bericht van ze dat ze stoppen met mijn column.

De wijze waarop ze mij dat meedelen is ronduit schandalig: via een berichtje in Slack. Geen bedankje, niet het fatsoen om mij te bellen of het besluit ook maar helder toe te lichten. Marit en Marianne geven aan dat onze gesprekken ze nog steeds niet lekker zit en er steeds weer argumenten rondom mijn teksten te beslechten zijn. Steeds weer! Geen woord over het feit dat de samenwerking meestal goed was en het feit dat de hele discussie gaat over een stuk dat ik op een ander platform publiceerde, waar zij voor kozen zich mee te bemoeien! Ze kunnen het ontkennen, maar dat is de hele aanleiding geweest.

Als reden geven Marit en Marianne allereerst een vage uitleg over een verschil in visie tussen wat zij met het blad willen en de stem die ik in het publieke debat vertolk. Dat is iets wat nooit eerder aan de orde is geweest en we dus nooit hebben kunnen bespreken. De grootste giller komt er achteraan: ze zijn bovengemiddeld veel tijd kwijt aan mijn column. Jawel, iemand die drieënhalf jaar columns schrijft waar nauwelijks iets aan geredigeerd hoeft te worden, schrijft een tekst op ander platform dat anderen beweegt erover te zeuren: dat kost de redactie tijd en dat is niet de bedoeling!

Met andere woorden: ik mag schrijven wat ik wil, maar niet als er klachten van komen, zelfs al schrijf ik op een ander platform. Hoeveel vrijheid om te schrijven wat ik wil, heb ik dan nog? Dan ben ik afhankelijk van de gratie van anderen. Het is bovendien natuurlijk precies andersom: de hoofdredactie gaat zo serieus op onzinnige klachten in dat ze mij extra tijd vragen! Mijn indruk is dat Marit en Marianne hun stinkende best doen voor het magazine, maar het verkeerde doel voor ogen hebben en daardoor onprofessioneel te werk gaan. Het heeft er namelijk alle schijn van dat ze anderen niet voor het hoofd stoten het allerbelangrijkste vinden. Dat maak ik op uit meerdere ervaringen: als een paar lezers ergens ontevreden over waren (het gebeurt dus lang niet alleen met mijn columns) zag je dat Marit en Marianne daarmee in hun maag zaten.

Als je je daardoor laat leiden, houd je geen magazine meer over. Een columnist moet zeker vrijheid hebben mensen voor het hoofd te stoten. Anders heb je als columnist geen enkele waarde meer. Dan kan de NVV net zo goed haar eigen tekstjes schrijven. De kracht van een columnist is juist het je niks aantrekken van wat anderen ergens van vinden.

Marit en Marianne sluiten hun bericht aan mij af met de woorden dat het geen ‘houdoe en bedankt’ is. Maar wat is het dan wel? Er kan geen bedankje vanaf voor de afgelopen drieënhalf jaar. Iedere psycholoog kan je vertellen dat je zulke woorden alleen toevoegt, omdat je je realiseert dat je zojuist een berichtje hebt getypt in precies die houdoe en bedankt-stijl.

Het is net als in het bericht wat ze mij kort daarvoor schreven, waarin ze zeggen ‘achter mij als schrijver te staan, maar…’ Hoezo ‘maar’? Ze sturen mij een bericht waarin ze zich scharen achter de mensen die hun beklag doen. Als je achter je schrijver staat en je wilt tegelijk iets met de klachten doen, kun je toch mij op een andere manier betrekken? Dan kun je toch zeggen: “Joh Willem, wij krijgen deze klachten binnen, zullen we afstemmen over hoe we daarmee omgaan?” Dat wij-gevoel dat voor de redactie enerzijds erg belangrijk lijkt te zijn, heb ik niet van ze gekregen.

Het bericht dat Vegan Magazine stopt met mijn column, maakt me flink boos. Ik laat het bezinken en slaap twee nachtjes voor ik reageer, omdat ik niet vanuit de eerste emotie wil antwoorden. Ik geef aan dat ik het besluit onbegrijpelijk vind en dat ik de manier waarop de hoofdredactie het besluit communiceert schandalig acht. Hoe kunnen mensen die ik verder toch ken als vriendelijk en niet kwaad, mij op deze manier behandelen? Ik geef aan dat ik de stijl, een berichtje in Slack dat het finito is, niet vind deugen. Omdat het daarnaast voor mij blijft gissen naar de daadwerkelijke reden voor het besluit vraag ik om opheldering.

Marit en Marianne schrijven dat ze hun best hebben gedaan het op een positieve manier af te sluiten. Ik weet niet of ik moet lachen of huilen. Want ook dit is een kil, kort en zakelijk bericht. Geen bedankje voor de afgelopen jaren. Geen excuus voor het eerdere ‘houdoe en bedankt’. Zien ze, zo opmerkzaam als het gaat om het mogelijk kwetsende karakter van mijn teksten, niet dat je op deze manier je schrijver wel erg in de kou zet?

Marit en Marianne laten weten dat het gedoe naar aanleiding van mijn publicatie op De Vegansoof het zoveelste incident was in de laatste maanden. Ik ben met stomheid geslagen, begrijp er werkelijk niets van. Welke incidenten nog meer dan? Nooit hebben ze ook maar een waarschuwing gegeven dat ze mij mijn column zouden ontnemen. Logisch, want daar was ook geen enkele aanleiding toe.

Het zit Marit en Marianne ook dwars dat ik heb gezegd dat ik vind en voel dat de hoofdredactie niet achter haar schrijvers staat. Ik kan begrijpen dat het niet leuk is om dat te horen, maar ik sta voor mijn woorden. Als ik dat voel, moet ik dat aan kunnen geven. Een goede redactie doet daarop aan zelfreflectie en gaat in gesprek om te kijken hoe we de samenwerking kunnen verbeteren, in plaats van zich te verdedigen door de zorgen van een auteur te ontkennen en die auteur de laan uit te sturen, waarmee je alleen maar bevestigt dat je niet achter hem staat.

Natuurlijk begrijp ik dat redactiewerk niet altijd prettig is. Ik geef helder aan wat ik vind als iets mij niet goed dunkt of niet goed voelt. Als redactie krijg je uit allerlei hoeken dat soort berichten voor je kiezen. Daar heb ik in mijn samenwerking met de hoofdredactie altijd oog voor gehad. Zo geef ik niet botweg mijn visie op de inhoud, maar spreek ik ook mijn stelselmatig mijn waardering uit voor hoe Marit en Marianne het hele reilen en zeilen in goede banen proberen te leiden. Ik blijf vriendelijk. Ik geef tijdens een discussie (zoals rondom de kwestie met Titus) complimenten over hoe Marit en Marianne het proces leiden. Ook na zo’n discussie neem ik de moeite een bericht te sturen om dat te benadrukken: we verschillen van mening over bepaalde inhoud, maar verder doen jullie veel goeds en doen jullie je best om geschillen op te lossen. Daarop krijg ik dan ook weer begripvolle reacties terug, dat gedoe op je bordje krijgen bij redactiewerk hoort.

Het blijft echter zo, ik kan er ook niets aan doen, dat ik sinds mijn publicatie op De Vegansoof niet ervaar dat Vegan Magazine achter mij staat. Voor mij gaat achter iemand staan over dat volhouden als er stront aan de knikker is. Als er geen vuiltje aan de lucht is, is het erg makkelijk om achter iemand te staan. Ik had nooit voorzien dat mensen bij Vegan Magazine zouden klagen, maar als klap op de vuurpijl kreeg ik naar aanleiding daarvan een vijandig bericht van de hoofdredactie.

Ik vraag de redactie of er een geschillencommissie is binnen de NVV. Die is er niet, maar Marit en Marianne geven aan dat er wel een vertrouwenspersoon is. Ze vermelden daar direct achteraan dat ze hun besluit sowieso niet zullen aanpassen. Ik heb onenigheid altijd geprobeerd intern op te lossen, maar nu heb ik die keuze niet meer. Daarom breng ik dit verhaal naar buiten.

Ondertussen heb ik in mijn tijd als columnist een veelvoud aan complimenten gekregen die blijkbaar minder zwaar tellen. Berichten van mensen die zeggen stukken van mij te hebben laten lezen aan niet-vegans die daardoor opgeschoven zijn naar veganisme. Complimenten van bekenden, maar ook allerlei berichten van mensen die ik niet ken, die mij opzoeken via Facebook en een bericht schrijven om te laten weten hoe goed ze mijn column vinden. Ze laten weten zich er in te herkennen, anderen schrijven dat ze geïnspireerd zijn geraakt. Ik heb zelfs handgeschreven brieven gekregen.

Voor de NVV heb ik mij regelmatig op vrijwillige basis ingezet. Ook heb ik lezingen gegeven op VegFest en andere evenementen, waarbij ik mensen oproep om veganist te worden, maar ook een andere ‘call to action’ had, omdat de meeste toehoorders al veganist waren. Die luidde: word lid van de NVV! Een sterke vereniging is belangrijk. Na afloop van mijn lezingen stond er een rij bij de NVV-kraam met mensen die zich als lid kwamen aanmelden. Wil ik nu applaus? Natuurlijk niet, daar heb ik nooit om gevraagd, ik doe het voor de dieren. Maar de stank voor dank van de NVV via de hoofdredactie van Vegan Magazine vanwege een conflict dat ik zelf niet heb opgezocht en neerkomt op het hebben van een afwijkende mening die ik op De Vegansoof heb geuit, vind ik te treurig voor woorden.

Het bestuur van de NVV is direct op de hoogte gesteld van het besluit van de hoofdredactie om met mijn column te stoppen. Daarmee heeft het bestuur twee weken de tijd gehad om contact met mij op te nemen over de gang van zaken en mij bijvoorbeeld alsnog te bedanken voor mijn inzet de afgelopen jaren. Maar dat is niet gebeurd. Het bleef stil.

Behalve dat ik mijn verhaal op De Vegansoof naar buiten breng, schrijf ik in Slack een bericht aan de andere vrijwilligers voor Vegan Magazine. Daarin vertel ik dat ik gedwongen en met pijn in het hart vertrek. Ik neem een link op naar mijn artikel op De Vegansoof. Ik schrijf:

Vorm je eigen mening. Het betekent veel voor mij als je je steun voor mij uitspreekt, maar ik roep jullie nergens toe op. Jullie kunnen volgens mij prima zelf beslissen wat jullie ervan vinden. Je mag het oneens met mij zijn.

Met plezier heb ik mijn columns geschreven en met plezier was ik onderdeel van het team. Ik vind het spijtig jullie en de gezellige bijeenkomsten die in het hopelijk aanstaande postcorona tijdperk er weer zullen zijn, zal moeten missen. Ik ben nog steeds een gelukkig mens, maar de gang van zaken in dezen maakt mij boos en verdrietig.

Tot slot: ik heb onenigheid altijd proberen intern op te lossen, maar nu ik eruit getrapt ben, gaat dat helaas niet meer. Daarom is voor mij geen andere weg dan op deze manier naar buiten te treden.

Het ga jullie goed,

Willem

De hoofdredactie verwijdert mij en mijn bericht daarop uit het Slack-kanaal.

Zou ik mijn column terug willen? Het is zoals ik aan mijn collega’s van Vegan Magazine schreef: met plezier heb ik mijn columns afgelopen jaren geschreven. Ik weet ook dat veel mensen ze met plezier hebben gelezen. Daarnaast heb ik met plezier samengewerkt met zowel de redactie als anderen die bijdragen aan Vegan Magazine. Ik vind het spijtig dat ik, als we straks hopelijk het coronavirus onder controle hebben, de gezellige bijeenkomsten moet missen. Maar als je het vertrouwen dat ik op dit moment in de hoofdredactie heb in graden Celsius uitdrukt, komen in Friesland de rayonhoofden bij elkaar om per direct een nieuwe Elfstedentocht uit te schrijven.

WILLEM VERMAAT



Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *